You need to sign in or sign up before continuing.

A review by jeltenieuwhuis
Lessico famigliare by Natalia Ginzburg

5.0

Is het iets Italiaans? Dat bijzondere oog voor de oppervlakken van dingen? Voor het gekwetter, het geschater, het vrolijke tumult dat de pijn en de leegte moet verhullen? Ik meen het in allerlei uitingen te zien: in films van Fellini, in La Grande Bellezza, in de romans van Bassani en Pavese. Maar tot koningin van het Italiaanse oppervlak roep ik uit: Natalia Ginzburg.

Ik was al bijzonder gecharmeerd van de autobiografische roman ‘Al onze gisterens’, maar het nog sterker autobiografische ‘Familielexicon’ uit 1963, waarvan onlangs een prachtige nieuwe Nederlandse vertaling verscheen in de befaamde Arbeiderspersreeks Privédomein, heeft me definitief voor Ginzburg doen vallen. Ze doet iets heel bijzonders in wat zij zelf een ‘herinneringsroman’ noemt en tegelijkertijd voelt dat hele bijzondere juist volstrekt normaal en vertrouwd: zoals de titel van de roman al suggereert heeft Ginzburg zich ten doel gesteld de manieren van praten van haar familieleden te vangen. De jaren dertig, veertig en vijftig van een door het fascisme gegrepen Italië trekken aan ons voorbij via de dingen die Natalia’s ouders, broers en zus erover zeggen. Dat gaat lang niet alleen over politiek, verzet en jodenvervolging, het gaat vooral ook over de jurken die een vrouw wel of niet hoort te dragen, over de door bijna niemand gedeelde liefde van Natalia’s vader voor de bergen en voor ‘sjiën’, zoals hij dat zelf noemt, over de huizen waar het gezin vroeger woonde, en waar Natalia’s moeder het áltijd fijner had dan waar ze nu woonde. Het zorgt voor een vrolijk spervuur van parallelle monologen die lijken op communicatie, maar die bij nadere inspectie eerder lijken op de willekeurige kreten die kinderen uitstoten in een tunnel in de hoop op een echo. En Natalia ziet en hoort het allemaal aan met ragfijne ironie. En schrijft het op met een onnadrukkelijke, zelden vertoonde muzikaliteit.

Het lezen van ‘Familielexicon’ voelt als het urenlang kijken naar de schittering van de lentezon op een door een briesje beroerde vijver vol snaterende eenden: voortdurend subtiel veranderende schakeringen, veel leven en lichtheid, maar het donker van het diepere water dat altijd loert.