Take a photo of a barcode or cover
challenging
emotional
funny
informative
reflective
slow-paced
the first natalia ginzburg book i read was the same day my mother and sister got in a car accident and were admitted to hospital. i started her book on the train and it was to enchanting for me to put down, even though i had to study. by the time i found out about the accident, i was already 80% done with the book. in that moment it felt like if i didn’t finish it, i would never be complete again, the anxiety would overwhelm me and it would all be over so i kept reading and will continue to do so.
medium-paced
reflective
medium-paced
Is het iets Italiaans? Dat bijzondere oog voor de oppervlakken van dingen? Voor het gekwetter, het geschater, het vrolijke tumult dat de pijn en de leegte moet verhullen? Ik meen het in allerlei uitingen te zien: in films van Fellini, in La Grande Bellezza, in de romans van Bassani en Pavese. Maar tot koningin van het Italiaanse oppervlak roep ik uit: Natalia Ginzburg.
Ik was al bijzonder gecharmeerd van de autobiografische roman ‘Al onze gisterens’, maar het nog sterker autobiografische ‘Familielexicon’ uit 1963, waarvan onlangs een prachtige nieuwe Nederlandse vertaling verscheen in de befaamde Arbeiderspersreeks Privédomein, heeft me definitief voor Ginzburg doen vallen. Ze doet iets heel bijzonders in wat zij zelf een ‘herinneringsroman’ noemt en tegelijkertijd voelt dat hele bijzondere juist volstrekt normaal en vertrouwd: zoals de titel van de roman al suggereert heeft Ginzburg zich ten doel gesteld de manieren van praten van haar familieleden te vangen. De jaren dertig, veertig en vijftig van een door het fascisme gegrepen Italië trekken aan ons voorbij via de dingen die Natalia’s ouders, broers en zus erover zeggen. Dat gaat lang niet alleen over politiek, verzet en jodenvervolging, het gaat vooral ook over de jurken die een vrouw wel of niet hoort te dragen, over de door bijna niemand gedeelde liefde van Natalia’s vader voor de bergen en voor ‘sjiën’, zoals hij dat zelf noemt, over de huizen waar het gezin vroeger woonde, en waar Natalia’s moeder het áltijd fijner had dan waar ze nu woonde. Het zorgt voor een vrolijk spervuur van parallelle monologen die lijken op communicatie, maar die bij nadere inspectie eerder lijken op de willekeurige kreten die kinderen uitstoten in een tunnel in de hoop op een echo. En Natalia ziet en hoort het allemaal aan met ragfijne ironie. En schrijft het op met een onnadrukkelijke, zelden vertoonde muzikaliteit.
Het lezen van ‘Familielexicon’ voelt als het urenlang kijken naar de schittering van de lentezon op een door een briesje beroerde vijver vol snaterende eenden: voortdurend subtiel veranderende schakeringen, veel leven en lichtheid, maar het donker van het diepere water dat altijd loert.
Ik was al bijzonder gecharmeerd van de autobiografische roman ‘Al onze gisterens’, maar het nog sterker autobiografische ‘Familielexicon’ uit 1963, waarvan onlangs een prachtige nieuwe Nederlandse vertaling verscheen in de befaamde Arbeiderspersreeks Privédomein, heeft me definitief voor Ginzburg doen vallen. Ze doet iets heel bijzonders in wat zij zelf een ‘herinneringsroman’ noemt en tegelijkertijd voelt dat hele bijzondere juist volstrekt normaal en vertrouwd: zoals de titel van de roman al suggereert heeft Ginzburg zich ten doel gesteld de manieren van praten van haar familieleden te vangen. De jaren dertig, veertig en vijftig van een door het fascisme gegrepen Italië trekken aan ons voorbij via de dingen die Natalia’s ouders, broers en zus erover zeggen. Dat gaat lang niet alleen over politiek, verzet en jodenvervolging, het gaat vooral ook over de jurken die een vrouw wel of niet hoort te dragen, over de door bijna niemand gedeelde liefde van Natalia’s vader voor de bergen en voor ‘sjiën’, zoals hij dat zelf noemt, over de huizen waar het gezin vroeger woonde, en waar Natalia’s moeder het áltijd fijner had dan waar ze nu woonde. Het zorgt voor een vrolijk spervuur van parallelle monologen die lijken op communicatie, maar die bij nadere inspectie eerder lijken op de willekeurige kreten die kinderen uitstoten in een tunnel in de hoop op een echo. En Natalia ziet en hoort het allemaal aan met ragfijne ironie. En schrijft het op met een onnadrukkelijke, zelden vertoonde muzikaliteit.
Het lezen van ‘Familielexicon’ voelt als het urenlang kijken naar de schittering van de lentezon op een door een briesje beroerde vijver vol snaterende eenden: voortdurend subtiel veranderende schakeringen, veel leven en lichtheid, maar het donker van het diepere water dat altijd loert.
Is het iets Italiaans? Dat bijzondere oog voor de oppervlakken van dingen? Voor het gekwetter, het geschater, het vrolijke tumult dat de pijn en de leegte moet verhullen? Ik meen het in allerlei uitingen te zien: in films van Fellini, in La Grande Bellezza, in de romans van Bassani en Pavese. Maar tot koningin van het Italiaanse oppervlak roep ik uit: Natalia Ginzburg.
Ik was al bijzonder gecharmeerd van de autobiografische roman ‘Al onze gisterens’, maar het nog sterker autobiografische ‘Familielexicon’ uit 1963, waarvan onlangs een prachtige nieuwe Nederlandse vertaling verscheen in de befaamde Arbeiderspersreeks Privédomein, heeft me definitief voor Ginzburg doen vallen. Ze doet iets heel bijzonders in wat zij zelf een ‘herinneringsroman’ noemt en tegelijkertijd voelt dat hele bijzondere juist volstrekt normaal en vertrouwd: zoals de titel van de roman al suggereert heeft Ginzburg zich ten doel gesteld de manieren van praten van haar familieleden te vangen. De jaren dertig, veertig en vijftig van een door het fascisme gegrepen Italië trekken aan ons voorbij via de dingen die Natalia’s ouders, broers en zus erover zeggen. Dat gaat lang niet alleen over politiek, verzet en jodenvervolging, het gaat vooral ook over de jurken die een vrouw wel of niet hoort te dragen, over de door bijna niemand gedeelde liefde van Natalia’s vader voor de bergen en voor ‘sjiën’, zoals hij dat zelf noemt, over de huizen waar het gezin vroeger woonde, en waar Natalia’s moeder het áltijd fijner had dan waar ze nu woonde. Het zorgt voor een vrolijk spervuur van parallelle monologen die lijken op communicatie, maar die bij nadere inspectie eerder lijken op de willekeurige kreten die kinderen uitstoten in een tunnel in de hoop op een echo. En Natalia ziet en hoort het allemaal aan met ragfijne ironie. En schrijft het op met een onnadrukkelijke, zelden vertoonde muzikaliteit.
Het lezen van ‘Familielexicon’ voelt als het urenlang kijken naar de schittering van de lentezon op een door een briesje beroerde vijver vol snaterende eenden: voortdurend subtiel veranderende schakeringen, veel leven en lichtheid, maar het donker van het diepere water dat altijd loert.
Ik was al bijzonder gecharmeerd van de autobiografische roman ‘Al onze gisterens’, maar het nog sterker autobiografische ‘Familielexicon’ uit 1963, waarvan onlangs een prachtige nieuwe Nederlandse vertaling verscheen in de befaamde Arbeiderspersreeks Privédomein, heeft me definitief voor Ginzburg doen vallen. Ze doet iets heel bijzonders in wat zij zelf een ‘herinneringsroman’ noemt en tegelijkertijd voelt dat hele bijzondere juist volstrekt normaal en vertrouwd: zoals de titel van de roman al suggereert heeft Ginzburg zich ten doel gesteld de manieren van praten van haar familieleden te vangen. De jaren dertig, veertig en vijftig van een door het fascisme gegrepen Italië trekken aan ons voorbij via de dingen die Natalia’s ouders, broers en zus erover zeggen. Dat gaat lang niet alleen over politiek, verzet en jodenvervolging, het gaat vooral ook over de jurken die een vrouw wel of niet hoort te dragen, over de door bijna niemand gedeelde liefde van Natalia’s vader voor de bergen en voor ‘sjiën’, zoals hij dat zelf noemt, over de huizen waar het gezin vroeger woonde, en waar Natalia’s moeder het áltijd fijner had dan waar ze nu woonde. Het zorgt voor een vrolijk spervuur van parallelle monologen die lijken op communicatie, maar die bij nadere inspectie eerder lijken op de willekeurige kreten die kinderen uitstoten in een tunnel in de hoop op een echo. En Natalia ziet en hoort het allemaal aan met ragfijne ironie. En schrijft het op met een onnadrukkelijke, zelden vertoonde muzikaliteit.
Het lezen van ‘Familielexicon’ voelt als het urenlang kijken naar de schittering van de lentezon op een door een briesje beroerde vijver vol snaterende eenden: voortdurend subtiel veranderende schakeringen, veel leven en lichtheid, maar het donker van het diepere water dat altijd loert.
challenging
funny
reflective
slow-paced
Rambling and mundane anecdotes that accurately portray familial ties but at what cost to the reader? Afterword definitely attempts to sway opinions but can’t help but feel indifferent after. Multitudinous repetitive phrases while funny also started to grate me after hours of hearing them. Sad because I see the vision and I think in many ways very beautiful — especially once hearing about the tragic loss of her husband. Curious to read her novels.
La mancanza di capitoli mi ha distrutto, però è un capolavoro di storia famigliare e Storia dei primi del 1900. Da grande voglio essere una Natalia, scrivere, lavorare e non fare nulla in casa.
medium-paced
emotional
funny
informative
reflective